Ontstaan
Het boeddhisme is zo’n 500 jaar voor onze jaartelling ontstaan in
India. Centraal staat het levensverhaal van prins Siddharta Gautama, de latere
Boeddha. Het verhaal over het leven van Boeddha verspreidde zich naar
verschillende landen en streken in en rondom India, tot aan China en Japan toe.
In het begin werden de verhalen doorverteld. Later werden ze in de taal van het
land of de streek opgeschreven. De belangrijkste teksten staan in de Tripitaka.
Dit betekent drie manden. Vroeger werd er niet op papier maar op palmbladeren
geschreven die in manden werden bewaard. De eerste mand bevat een heleboel
regels voor boeddhistische monniken en nonnen. Dit zijn mannen en vrouwen die
niet trouwen en een gezin stichten, maar die in een klooster wonen en zich
zoveel mogelijk aan alle 227 (strenge) regels willen houden. De tweede mand
bevat de boeddhistische leer en de levenslessen van Boeddha. Deze zijn ook
bedoeld voor de ‘gewone’ mensen. En de derde mand bevat allerlei verhalen
over Boeddha en zijn leerlingen en verdere uitleg van de leer.
Geloof
Lang geleden (tussen 500 en 400 jaar voor onze jaartelling), leefde er in
India een prins met de naam Siddharta Gautama. Zijn leven was zó bijzonder dat
mensen hem de eretitel ‘Boeddha’ (de Verlichte) gaven. Hij
werd heel beschermd opgevoed binnen de muren van het paleis. Toch kwam
hij op enkele uitstapjes in aanraking met armoede, ziekte en de dood. Ook
ontmoette hij een heilige, die geen bezittingen had, maar toch gelukkig leek te
zijn. Siddharta ging op onderzoek uit naar de raadselen van het leven. Na jaren
rondzwerven, nadenken en mediteren kwam hij tot de volgende vier edele
waarheden:
2. Verlangen is de oorzaak van lijden, zoals verlangen naar rijkdom,
vriendschap en eeuwig leven.
3. Er kan een einde komen aan het lijden, door de baas te worden over je
eigen verlangens.
4. Het achtvoudige pad helpt ons op weg voorbij het lijden naar eeuwig
geluk.
Om het
achtvoudige pad succesvol te bewandelen in je leven moet je werken aan: 1. Juist
inzicht (weten wat belangrijk is), 2. Juiste beslissingen nemen, 3. Juiste
woorden gebruiken (de waarheid spreken), 4. Juiste daden doen (goed zorgen voor
mens en dier), 5. Juiste levenswijze (een eerlijk beroep uitoefenen),
6. Juiste inspanning (ijverig en niet lui zijn), 7. Juiste aandacht
(concentreren), 8. Juiste meditatie (innerlijke rust).
Samenkomst
Veel boeddhisten gaan naar een tempel om te mediteren, te luisteren
naar verhalen over Boeddha en gezangen uit de heilige boeken en om iets te
offeren aan Boeddha. Offeren betekent iets van jezelf geven en gebeurt
bijvoorbeeld door het branden van wierook, het aansteken van een kaarsje, of het
neerleggen van bloemen of eten bij een Boeddhabeeld. Boeddhisten geloven dat ze
zelf moeten proberen om net zo te leven als Boeddha deed. Veel boeddhisten gaan
naar de tempel om Boeddha hierbij om hulp te vragen. Een bezoek aan de tempel
met zijn vele Boeddhabeelden betekent ook dat je weer herinnerd wordt aan de
wijze levenslessen die Boeddha gegeven heeft. Er zijn ook tempels waar een botje
of een tand van Boeddha wordt bewaard. Deze tempels worden Stupa genoemd. Vaak
hebben boeddhisten ook thuis een plekje waar een Boeddhabeeld staat waarbij ze
kunnen mediteren en offeren.
Het
Boeddhabeeld
Er zijn heel veel verschillende beelden: er zijn staande, zittende en
liggende Boeddha’s, waarvan de handen
weer allerlei verschillende posities kunnen hebben. Al deze beelden hebben een
speciale betekenis. Een paar voorbeelden: een staande Boeddha waarvan de
rechterhand omhoog wordt gehouden met de handpalm naar voren betekent een
gelukswens (zegen) voor alle gelovigen. Een zittende Boeddha met zijn benen
gekruist (lotushouding) en de handen in de schoot wijst op meditatie. Vaak zie
je een zittende Boeddha met gekruiste benen die met één hand de aarde
aanraakt. Dit heeft te maken met het moment waarop Siddharta het juiste pad naar
echt geluk, rust en vrede ontdekte. Hij had zijn ontdekking ook voor zichzelf
kunnen houden, maar hij wees met zijn hand naar de aarde die in haar lange
geschiedenis al vele andere mensen heeft gezien wiens levensdoel het was om
juist andere mensen te helpen. Boeddhisten geloven dan ook dat er vóór deze
Boeddha, duizenden andere Boeddha’s op aarde zijn geweest. De Boeddhabeelden
vertellen ons dus veel over het leven en de levenslessen van Boeddha.
Dood
Boeddhisten geloven in reïncarnatie, dat betekent
dat je na je dood opnieuw geboren wordt. Het liefste worden Boeddhisten als mens
wedergeboren, omdat je dan opnieuw de kans krijgt om goede dingen te doen, en zo
weer dichter bij het geluk komt en minder hoeft te lijden. Blijvend geluk bereik
je wanneer je bevrijd wordt van het steeds maar weer opnieuw geboren worden en
dood gaan. Dat wordt nirwana genoemd. Boeddhisten geloven in de kracht van
‘karma’, wat inhoudt dat je door goede daden dichter bij en door slechte
daden verder van het nirwana wordt wedergeboren. Boeddhisten kiezen bijna altijd
voor crematie waardoor de ‘ziel’ het lichaam goed kan verlaten. In het
Tibetaans boeddhisme hebben ze een ‘dodenboek’ waarin allerlei rituelen
beschreven staan om de ziel op een goede manier te begeleiden uit het lichaam
van de overledene naar een goede wedergeboorte. In het Tibetaans boeddhisme
gelooft men ook dat je herinneringen kunt hebben aan je vorige leven.
Rituelen, symbolen en gebruiken
Wiekrook, kaarsen en water worden in de tempel, en ook bij rituelen
rond het huisaltaar, vaak gebruikt. De wierook staat onder andere symbool
voor zuiverheid en wijsheid. De kaars is het symbool van begrip en verlichting.
Zoals een kaars licht geeft, zo verspreidt ook een wijs persoon licht. Water
wordt uitgegoten over het beeld van Boeddha. Het is een uiting om eer te brengen
aan Boeddha. Water staat ook voor ‘hart, liefde en goed doen.’ Zoals water
overal naar toe loopt en dingen doordrenkt, zo is het ook met de dingen die je
met je hart uit liefde doet.
Het
dharma-wiel staat symbool voor de leer (dharma) van Boeddha. Het wordt ook vaak
gebruikt om het boeddhisme mee aan te duiden. Boeddha leerde de mensen om tussen
twee uitersten steeds de ‘middenweg’ te kiezen, je moet bijvoorbeeld niet
lui zijn, maar je ook niet helemaal te pletter werken, maar gewoon ijverig je
best doen. Die middenweg wordt ook het achtvoudige pad genoemd. Daarom heeft het
wiel dat de Boeddha op de grond tekende bij zijn eerste toespraak ook acht
spaken. Iedereen moet echter zelf op pad gaan, niemand kan je de waarheid geven.
Je moet het zelf ontdekken.
Boeddhisten
moeten zich ondermeer houden aan de volgende leefregels:
Niet doden (van mensen
of dieren)
Niet stelen
Niet liegen
Geen overspel plegen
Geen bedwelmende
middelen nemen, zoals alcohol en drugs
Feesten
Het boeddhisme komt voor in heel veel verschillende landen. Daarom zijn
er ook veel verschillende feesten. In al die landen worden er op een eigen
manier boeddhistische verhalen verteld en rituelen gedaan, bijvoorbeeld bij de
geboorte van een kind, een huwelijk of een overlijden. Veel boeddhisten over de
hele wereld vieren feest bij de volle maan in de maand Wesak (eind mei / begin
juni). Tijdens dat feest worden Boeddha’s geboorte, verlichting en dood
herdacht. Bij alle feesten wordt er gedacht aan wat Boeddha de mensen geleerd
heeft en is men blij en dankbaar dat Boeddha hen deze wijze lessen heeft
gegeven. Tijdens het Wesak-feest gaan veel mensen naar de tempel. Daar worden de
Boeddhabeelden mooi versierd met bloemenkransen, er worden offers gebracht en
gezongen en gemediteerd over het Achtvoudige Pad. Daarna trekken ze rond langs
weeshuizen, bejaardenhuizen en andere liefdadigheidsinstellingen en geven daar
geld. Arme mensen krijgen gratis maaltijden die dag. Het is een vrolijk feest.
Iedereen versiert zijn huis met bloemen en lantaarns en er wordt samen feestelijk gegeten. De kinderen begroeten hun ouders met
bloemen. Vrienden sturen elkaar Wesak-kaarten. De
dag wordt afgesloten met optochten door de straten waarin de deelnemers
brandende kaarsen meedragen.
Eten
Twee boeddhistische leefregels hebben direct met voeding te maken: niet
doden en geen bedwelmende middelen (zoals alcohol en drugs) gebruiken. Veel
boeddhisten die zich aan deze regels willen houden zijn daarom vegetariër. Om
toch de benodigde eiwitten binnen te krijgen, die ondermeer in vlees zitten,
eten boeddhisten veel producten gemaakt van sojabonen, tarwe, champignons en
noten. Daarnaast worden er veel groenten gegeten. Vijf groenten mogen echter
niet worden gebruikt. Dit zijn groenten van de uienfamilie: knoflook, ui,
sjalotten, prei en bieslook. Deze groenten creëren lust en geven een
opvliegende gemoedstoestand en een slechte geur wanneer ze rauw worden gegeten.
Het bewustzijn wordt hierdoor aangetast en dat is in strijd met de leefregel dat
je geen bedwelmende middelen mag gebruiken.